Paulus van Caerden
geboren: 1569 in Amsterdam; overleden: 1617 in Manilla
Functie bij de Compagnie
• Landvoogd van Ternaten: 6 juni 1610 tot juli 1610 (gevangen)
Biografie
Paulus van Caerden was geboren in 1569 in Amsterdam. Zijn vader was Wilem Meeusz., een haringkoper. Paulus' grootvader, Meeus Pietersz., getrouwd met Trijn Pouwelsdr. van Caerden, was een man van aanzien, wellicht dankzij zijn schoonvader Pouwels van Carden. Beiden waren door de stad Amsterdam aangesteld als stroommeester, verantwoordelijk voor de betonning bij Texel, Vlieland en Terschelling. Paulus Willemsz. heeft dus de naam aangenomen van zijn overgrootvader, naar wie hij ook vernoemd was (Paulus = Pouwels) [2].
Tijdens de Eerste Schipvaart (1595-1598) ging Paulus van Caerden als adelborst mee op de vloot van Cornelis de Houtman. Weer terug in het vaderland werd hij vice-admiraal onder Pieter Both. In december 1599 vertrok de vloot. De schepen van de vloot raakten elkaar kwijt en Van Caerden bereikte met de Nederland en Verenigde Landen op 6 augustus 1600 de rede van Bantam. Van daar vertrok hij op 25 augustus naar Priaman om peper te laden. Daarna ging hij door naar Tikoe en Passaman en kwam op 21 november op de rede van Atjeh [1]. Hier sloot Paulus van Caerden in december 1600 een contract met de sultan van Atjeh voor het leveren van peper. De vooruitbetaalde peper werd door toedoen van de Portugezen niet geleverd. Daarop legde Paulus van Caerden beslag op de voorraad in op de rede liggende schepen waarvan er één een Portugees was en de andere twee neutrale handelaars. Ook daarmee verkreeg hij de peper niet waarop de Brede Raad van de vloot besloot de schepen in brand te steken [2]. Daarop vertrok Van Caerden naar Bantam waar hij op 19 maart 1601 aankwam. Hij laadde er 1500 zakken peper en keerde vervolgens met enkele schepen van de vloot van Jacob van Neck naar het vaderland terug. Daar kwam hij in oktober of november behouden aan [1].
Vervolgens zou Paulus van Caerden het commando over vier schepen in de vloot onder Van Warwijck krijgen. Maar omdat de schepen naar Atjeh zouden gaan en dat mogelijk gevoelig zou liggen bij de koning van Atjeh, werd een ander in zijn plaats benoemd. Nu wordt Van Caerden aangesteld als generaal in 's Lands dienst in een vloot die bij Brazilië buit moet zien te veroveren om de lege Admiraliteitskas te vullen. Op 18 december 1603 vertrok hij met proviand voor slechts 15 maanden. Om wat langer bij Brazilië te kunnen kruisen werd het rantsoen verminderd. Dit leidde tot muiterij en uiteindelijk besloot de Brede Raad naar het vaderland terug te keren. Hier kwam de vloot begin mei 1605 aan na een reis van bijna 17 maanden [2].
In 1606 zonden de Heeren XVII hem met 8 schepen uit, met bevel om Mozambique, destijds een Portugese stad op het koraaleiland van die naam voor een riviermonding, aan te vallen. Mozambique was voor de Portugezen belangrijk als exporthaven (o.a. goud en ivoor) en het was hun steunpunt op de route van Portugal naar India. Op 20 april 1606 vertrokken de schepen van Holland (het vlaggenschip Banda, Bantam, Ceylon, Patani en China) van de rede van Texel en ankerden onder Wight om op de Zeeuwse schepen te wachten. Die kwamen daar op 25 mei. De schepen waren slecht geballast dus er werden van de wal stenen ingenomen. Op 3 juni vertrok de vloot. Op 17 januari 1607 werd de Kaap de goede Hoop gepasseerd. Hij kwam daar op 29 maart 1607 aan, veroverde de volgende dag twee kraken en één kleiner schip en nog enkele barken. Daarna ondernam hij het beleg van Mozambique maar moest dit uiteindelijk opgeven vanwege steeds meer zieken en verlies van manschappen en vanwege de sterkte van de vesting. Hij vertrok met achterlating van het schip Zierikzee, dat aan de grond gelopen was [1]. Hij verzeilde dus van daar met zeven schepen naar het eiland Majotte, waar hij verversingen innam, en keerde vervolgens naar Mozambique terug. Maar na enkele vergeefse landtochten zag hij in dat er niets meer voor hem te doen was en hij vertrok weer van Mozambique. Ook zijn andere verrichtingen, zowel voor Goa en Calicoet als bij Punto Gale op Ceylon, waren van weinig belang [1]. Na onderweg één kraak veroverd en verbrand te hebben, kwam hij op 10 maart 1609 op Amboina aan; van hier zond hij de schepen Ceylon en Terveer om lading te zoeken naar Banda, terwijl hij zelf, op raad van Cornelis Matelief, die hij in Bantam ontmoet had, met de overige schepen naar Ternate ging, om daar hulp te bieden. Hier vond hij vier, door Matelief achtergelaten, schepen zodat hij nu een vloot van elf schepen onder zijn vlag had. Na enkele vruchteloze aanslagen op Tidore beproefd te hebben, zeilde hij met 6 schepen naar het vruchtbare, maar zeer bergachtige en klippige, eiland Makean, waar hij met 250 man de op een heuvel gelegen vesting Taffasoho stormenderhand innam door de heuvel met moeite langs drie kanten te beklimmen. Door deze overwinning bracht van Caerden ook Makean onder Ternate [1].
Kort daarna kwamen de vijf schepen van Tidore ook voor Makean ten anker, maar de schepen Walcheren en China gingen er tijdens een storm verloren, hoewel de goederen er nog uit geborgen werden. Nadat de overige schepen hier van het nodige voorzien waren, zeilden zij naar Bantam en elders. Van Caerden bleef er achter maar werd niet lang daarna, terwijl hij met 70 man naar Makean zou overvaren, in september 1608 door enkele Spaanse schepen genomen. Van Carden werd naar Gamma Lama overgebracht, waar hij tot 18 maart 1610 in gevangenschap verbleef, toen hij uitgewisseld werd tegen enkele Spanjaarden.
Na op 6 juni 1610 tot Landvoogd van de Moluccos te zijn benoemd, werd hij al vijf weken later, toen hij met het jacht de Hoop van Ternate naar Makean wilde varen, met dertig man opnieuw door de Spanjaarden genomen en opnieuw in Gamma Lama gevangen gezet. Van Caerden werd naar Manilla overgebracht waar hij in 1617 in gevangenschap overleed [3].
Bronnen
[1] Aa, A.J. van der (red.), 1852-1878. Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NBW)
. - Haarlem: J.J. van Brederode, 1852-1878. [nl]
[2] Booy, A. de, 1968. De derde reis van de VOC naar Oost-Indië onder het beleid van admiraal Paulus van Caerden uitgezeild in 1606, deel 1. - 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1968. - 213 p., [nl]
[3] Molhuysen, P.C., en P.J. Blok (red.), 1911-1937. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW)
. - Leiden: A.W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij, 1911-1937. [nl]