Suratte

SuratteOverzicht van de vestigingen

Suratte (nu Surat) — hoofdcomptoir van 1616 tot 1795; directie vanaf 1620. Belangrijkste producten: indigo en katoenen stoffen.
Broach (ook wel Broochia, Brochia; nu Bharuch) — comptoir vanaf 1617. Verwerking van katoen: zeer fijn geweven witte doeken.
Cambay (nu Khambhat) — Sinds de 14e eeuw een handelscentrum.
Baroda (nu Vadodara) —
Ahmadabad — comptoir van 1617 tot 1744. Belangrijkste producten: indigo, katoenen garens, zijde, diamanten en salpeter. Ahmadabad was een belangrijke handelsstad.
Agra — comptoir van 1621 tot 1720. Belangrijkste producten: indigo, zijde, katoen.
Burhanpur (ook wel Berampoer, Barrampoor) — loge. Belangrijkste product: indigo.
Wingurla (ook wel Wingerla, Wijngerla; nu Vengurla, nabij Goa) — comptoir van 1637 tot 1685. Belangrijkste producten: peper en textiel. Tot 1673 viel het kantoor te Wingurla direct onder Batavia. Van 1673 tot 1676 onder Suratte en daarna onder het VOC-gebied Malabar. Zie ook Malabar.
Al Mukha — Mocha viel tot 1707 onder de VOC directie Suratte. Zie bij Mocha.

Inleiding

Suratte (nu Surat), gelegen aan de noordwestkust van India aan de Taptirivier, was een belangrijk handelscentrum vanwege de zeer goede kwaliteit indigo en katoen. De Engelsen en de Portugezen hadden hier al factorijen toen in 1616 de VOC hier ook een factorij mocht vestigen. In Suratte werd de VOC-vestiging geleid door een Directeur.

Suratte

De eerste Nederlandse kooplieden die de internationaal zeer belangrijke handelsstad Suratte in 1602 bezochten, Hans de Wolf en Lafer, werden bij het verlaten van de stad onderschept en terechtgesteld door de Portugezen. En David van Deynsen werd in 1607 zo in het nauw gedreven dat hij zelfmoord pleegde.
Door toedoen van Pieter van den Broecke ontstond er ondanks de moeizame start vanaf 1616 een bloeiende VOC-vestiging met een aantal kleinere kantoren in het achterland. De handelsposten Burhanpur, vanwege Engelse concurrentie[1], en Cambay waren echter geen succes. In 1637 werd in Vengurla een kleine uitkijkpost geopend om de Portugezen in de gaten te kunnen houden.
De VOC kon de handel niet naar eigen believen organiseren maar was gebonden aan de heersende handelspraktijken waarbij lokale makelaars en geldwisselaars een grote rol speelden[6].
In 1740 verkreeg de VOC toestemming om een tweede factorij aan te kopen met grond voor een tuin en aan de rivier gelegen[6].
In de eerste helft van de 18e eeuw werd Suratte, als gevolg van de politieke onrust in het noorden van India, geleidelijk van het binnenland afgesneden waardoor de aanvoer van katoenen stoffen en indigo vanuit Agra stagneerde. De handel op de Rode Zee werd gehinderd door plundering en afpersing te Mocca. Na enige decennia van interne twisten en grote verarming kwam Suratte tenslotte in 1759 in Engelse handen. Vanaf dat moment nam de VOC in de stad een ondergeschikte positie in.

In Suvali, aan de monding van de Taptirivier, had de VOC een kleine scheepswerf. De zgn. Kom van Suhaly (Soualj, Swali, Suvali dus) vormde de rede van Suratte.

Agra

Agra was de hoofdstad van het land van de Groot-Mogol. Al voor de vestiging van de handelspost in Agra in 1621 werd in deze plaats, 800 km landinwaarts gelegen, al de verfstof indigo ingekocht. De beste kwaliteit indigo kwam uit de omgeving van deze stad. Indigo werd voornamelijk gebruikt in de lakenindustrie in de Nederlanden. De factorij lag buiten de stad Agra op ongeveer een halve mijl van de rivier Yamuna en had een omtrek van ongeveer 45 bij 40 meter. In Agra was Pelsaert enige tijd onderkoopman.
In 1636 waren alle compagniesdienaren op verdenking van fraude uit Agra naar Batavia teruggehaald. Aan opperkoopman Wollebrant Geleynssen de Jongh was de opdracht gegeven de loge samen met twee onderkooplieden, vier assistenten en twee jongens voort te zetten. In Agra stond deze nieuwe ploeg een grote lokale staf ter beschikking. Geleynssen liet naast de factorij 20 kuipen metselen om katoen in eigen beheer te kunnen bleken en verven.
De handel in indigo stagneerde in het begin van de 18e eeuw als gevolg van de politieke onrust in het noorden van India waardoor de aanvoerroute naar Suratte werd afgesneden. In 1720 werd het kantoor in Agra gesloten. Behalve indigo was er op de markt te Agra ook zijde uit Bengalen en allerlei soorten katoen te krijgen. Doordat de stad zes weken reizen van Surat lag kwamen de inspecteurs uit Batavia er zelden . Hierdoor was het mogelijk dat de compagiesdienaren fortuinen konden verdienen met privé-handel en gesjoemel met de boekhouding. Wie uit Agra niet schatrijk terugkeerde, had er wel op zeer grote voet geleefd, zo werd algemeen aangenomen.

Ahmadabad

Ahmadabad was ook een grote handelsstad. Op de markten werd gehandeld in indigo, katoenen stoffen en garens, zijde, diamanten en salpeter. In Amadabad hoefden geen in- en uitvoerrechten te worden betaald, maar de kooplieden moesten wel geschenken geven aan de gouverneur van de stad. De VOC heeft in 1617 in Ahmadabad een kantoor gevestigd. Door het verval van het Mogolrijk in het begin van de 18de eeuw verminderde de handel en werd ook de weg van Ahmadabad naar Suratte gevaarlijker. De VOC-vestiging in Ahmadabad werd daarom in 1744 gesloten.

Broach

Bharuch (Broach of Brootchia) was ook al een oude handelsplaats waar de VOC zich vestigde vanwege de katoenhandel. Rondom de factorij onstond een Nederlandse wijk, Wolanda Kothi (Hollandse Stad)[6]. Ten westen van de stad was de begraafplaats.

Khursat

In het kleine marktstadje Khursat had de VOC een huis gehuurd voor de inkoop van textiel. Toen Geleynssen hier op zijn kennismakingsreis een bezoek bracht vond hij de kwaliteit maar matig. Na de toezegging dat de VOC hier zou blijven inkopen waren de wevers bereid hun weefgetouw aan te passen om wel de vereiste kwaliteit te kunnen produceren.

Jalalpur

In het dorpje Jalalpur, ca 250-300 meest lemen huisjes, wilde Wollebrant Geleynssen ook de inkoop concentreren. Reeds voor zijn bezoek in 1637 had de VOC hier al enige tijd een huis.

Directeuren van Suratte

1620–1628 Pieter van den Broecke
1628–1633 Johan van Hasel
1633–1634 Jacob van der Graeff
1634–1640 Barend Pietersz.
1640–1644 Paulus Croocq aanvankelijk commandeur, vanaf 1643 directeur
1644–1644 Cornelis Weylant
1644–1648 Arend Barendsz Muykens
1648–1651 Johan van Teylingen
1651–1654 Gerard Pelgrim
1654–1657 Hendrik van Gent
1657–1658 Isaac Coedijck
1658–1661 Leonard Winnincx
1661–1665 Dirk van Adrichem
1666–1667 Huybert de Lairesse †
1667–1673 Andries Boogaert
1673–1676 Willem Volger
1676–1678 Sybrand Abbema
1678–1679 Daniel Parvé † 6 november 1679 overleden
1680–1685 Jacques de Bucquoy
1685–1691 Gelmer Vosburgh
1692–1692 Adriaan van Ommen (1e periode) samen met Pieter van Helsdingen, tot Louis de Keiser kwam
1692–1692 Louis de Keiser
1692–1694 Adriaan van Ommen (2e periode) opnieuw samen met Pieter van Helsdingen
1695–1699 Pieter Ketting
1699–1701 Henricus Zwaardecroon
1701–1705 Pieter de Vos
1705–1705 Willem Six
1707–1708 Johan Grotenhuys
1708–1710 Cornelis Besuyen † overleden op 18 oktober 1710
1711–1715 Johan Josua Ketelaar
1715–1719 Daniel Hurgronje
1719–1722 Philip Zaal
1722–1726 Abraham Weijns
1726–1728 Herman Bruyning †
1729–1740 Pieter Lourens Phoonsen
1740–1749 Johan Schreuder
1749–1753 Johannes Pecock
1753–1755 Johan de Roth
1755–1759 Louis Taillefert
1759–1763 Jan Drabbe
1763–1768 Christiaan Lodewijk Senff
1768–1776 Martinus Joan Boschman
1776–1781 Willem Jacob van de Graaff
1781–1784 Engels tussenbestuur
1784–1792 Abraham Josias Sluysken
1792–1795 Peter Sluysken
Engels bestuur van 1795-1818, van 1818-1825 weer Nederlands, daarna weer Engels.

Enkele Commissarissen
ca 1685 Reynier Kasenbrood commissaris
- 1691 Hendrik Adriaan van Reede commissaris; overleden op 15 december 1691 aan boord van de Drechterland op weg van Ceylon naar Suratte, ter hoogte van Bombahi
1694-1695 Paulus de Roo commissaris van Ceylon, Malabar en Suratte, op 10 juni 1695 in Suratte overleden
1696-1699 Pieter Ketting op 12 november 1695 aangesteld als commissaris van Suratte, arriveerde daar in april 1696 en stief 16 of 17 december 1699

Wat nog herinnert aan de VOC in dit gebied

In Suratte is het eerste factorijgebouw verdwenen maar het tweede bestaat gedeeltelijk nog. Het gebouw aan de Dutch Road, heeft lang als postkantoor gediend. De Nederlandse begraafplaats met toegangspoort wordt gedomineerd door het graf van Van Reede van Drakenstein, een koepelgebouw van twee verdiepingen[6].

In Agra is een deel van de factorij nu in gebruik als de Saint Paul Church. Op de katholieke begraafplaats staat nog het mausoleum van Jan Hessing (1740-21 juni 1803). Zijn carrière als soldaat begonnen, is hij uiteindelijk gouverneur van Agra geworden. Het maar liefst drie verdiepingen hoge mausoleum staat op een grondvlak van 10 bij 10 meter[6].

In Ahmadabad is een deel van de toegangspoort van de factorij nog te terug te vinden. Op de Nederlandse begraafplaats in het zuiden van de stad bevinden zich 49 graven in de vorm van tombes, pagodes en zelfs kleine mogolpaleisjes[6].

In Bharuch herinnert een muur met een gepleisterde zonnewijzer met de naam T.J. Groenevelt Anno 1700 aan de factorij (die helaas rond de eeuwwisseling afgebroken is). Op de begraafplaats bevinden zich ongeveer 30 graven, de oudste uit 1654 en de jongste uit 1744.

Bronnen

[1] AMH, Projectgroep. Atlas of Mutual Heritage
[2] Gaastra, Femme S., 2002. De geschiedenis van de VOC. - Zutphen: Walburg Pers, 2002. - 164 p., [nl]
[3] Santen, H.W. van, 2001. VOC-dienaar in India : Geleynssen de Jongh in het land van de Groot-Mogol. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2001. - 191 p., [nl]
[4] Valentijn, François, 2003. Oud en Nieuw oost-Indiën, deel IV/B. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2003. (Valentijn : beschryving van Oost-Indiën) [nl]
[5] Velden, Bert van der. Begrippenlijst Nederlands-Indië
[6] Wiechen, Peter van, 2002. Vademecum van de Oost- en West-Indische Compagnie. - Utrecht: Antiquariaat Gert Jan Bestebreurtje, 2002. - 381 pp., [nl]
[7] Wijnaendts van Resandt, W., 1944. De gezaghebbers der Oost-indische Compagnie op hare buiten-comptoiren in Azië. - Amsterdam: Uitgeverij Liebaert, 1944. (Genealogische bibliotheek II) - 316 p., [nl]