Laurens Reaal
geboren: 22 oktober 1583 in Amsterdam; overleden: 21 oktober 1637 in Amsterdam
Functies bij de Compagnie
• Secunde van Ternaten, Amboina en Banda: 3 augustus 1613 • Landvoogd van Ternaten: 1615 tot 1616 • Gouverneur-Generaal in Ternaten: 19 juni 1616 tot 21 maart 1619 • Bewindhebber bij de Kamer van Amsterdam: 9 juni 1625 tot 21 oktober 1637
Biografie
Laurens Reael is geboren op 22 oktober 1583 te Amsterdam. Hij was goed onderlegd in oude en moderne talen en wiskunde. Hij studeerde en promoveerde in 1608 in de rechten in Leiden.
Als commandeur van een vloot van 4 schepen vertrok hij in mei 1611 (hij was pas 27 jaar!) naar Indië. Eenmaal aangekomen nam Gouverneur-Generaal Pieter Both hem al snel op in de Raad van Indië als rechtskundig raadsman (1612). Op 3 augustus 1613 werd hij benoemd tot vice-gouverneur in de Molukken, Amboina en Banda. In 1615 werd hij gouverneur over de Molukse eilanden. Na de dood van Gouverneur-Generaal Gerard Reynst op 7 december 1615 duurde het enige tijd alvorens de over het land verspreide Raad weer bijeen kon komen en een uitspraak kon doen over de opvolging. Op 19 juni 1616 koos men op Ternate éénstemmig Laurens Reael tot waarnemend Gouverneur-Generaal. Reael nam de functie van Gouverneur-Generaal aan, maar wilde wel een salarisverhoging als zijn aanstelling langer zou duren. Dit grepen de Heren XVII aan om hem op 31 oktober 1617 als Gouverneur-Generaal te ontslaan (andere bronnen schrijven overigens dat hij zelf zijn eigen ontslag verzocht). Het salarisgeschil was slechts een dekmantel om hem te ontslaan want hij verschilde teveel van politiek inzicht met de bewindhebbers in Nederland. De rechtsgeleerde Reael wilde namelijk alleen tegen de Engelsen ingrijpen als het internationale recht dat toestond. Voorts vond hij de Heren XVII te meedogenloos met de belangen en rechten van de bevolking omsprongen. Al vroeg protesteerde hij tegen de strafexpedities die de VOC organiseerde, de zogeheten `hongi-tochten'. Hij vond, evenals vlootvoogd Steven van der Haghen, dat de doelstellingen van de VOC langs commerciële en diplomatieke weg bereikt moesten worden en niet met geweld. Het duurde echter nog enige tijd tot zijn opvolger, Jan Pieterszoon Coen, arriveerde. Reael vocht in die periode tegen de Spanjaarden (1617, in de baai van Manilla), tegen de Engelsen te Bantam en in de Molukken en tegen Matarm te Japara. Op 21 maart 1619 kon hij de macht aan Jan Pietersz. Coen overdragen en verliet Reael de Oost om er nooit meer terug te keren.
Elke commandant van een teruggekeerde VOC-vloot moest in Den Haag bij de landsregering verslag komen doen van de toestand in de bezochte gebieden. Laurens Reael heeft na zijn terugkeer uit Indië in januari 1620 in zijn officiële verslag bericht over de oorlog in de Molukken. Meer dan in zijn verslag aan de Staten-Generaal, heeft hij in zijn brieven aan de Heeren Zeventien, het bestuur van de VOC in Amsterdam, de vroege Nederlandse plundertochten in Azië een extra reliëf gegeven. Hij laat zien dat de wreedheid van de Nederlanders in het eigen kamp niet door iedereen als vanzelfsprekend werd aanvaard.
Ondanks hun meningsverschil beloonden de Heren XVII Reael met een gouden medaille met inscriptie. De kamer van Amsterdam mocht de waarde vaststellen, evenals Reaels aandeel in de buitgelden van de veroverde schepen. Die beslissingen lieten op zich wachten en Reael wijdde zich in tussentijd aan de dichtkunst en zijn lettervrienden, van wie hij Hooft op het Muiderslot en Vondel in de stad ontmoette. Vondel droeg zijn Lof der Zeevaart aan hem op.
Na de dood van Maurits in 1625 is Reaels aanzien hersteld en hij werd op 9 juni 1625 bewindhebber in de kamer Amsterdam (eerder kwam er in het college ook geen plaats vacant). Tot zijn dood is Laurens Reael bewindvoerder van de VOC geweest, al was hij vaak afwezig vanwege werk voor de Republiek. Zo was hij van 1625 tot 1627 vice-admiraal en admiraal over Nederlandse vloten. In 1626 vertegenwoordigde hij de Republiek bij de kroning van Karel I van Engeland. Hij werd zelfs door koning Karel I in de ridderstand verheven. Eind 1627 was hij als gezant in Denemarken. Op de terugreis leed hij schipbreuk en viel op de kust van Jutland in handen van de keizerlijke troepen die hem naar Wenen stuurden. Tot maart 1629 zat hij daar gevangen. In 1630 werd hij raadslid in Amsterdam en in 1632 schepen. In 1637 stierven kort na elkaar zijn beide zonen. Hij zelf werd in oktober door de pest getroffen en overleed op 21 oktober 1637 in Amsterdam.
Bronnen
[1] Encyclopaedie, [s.a.]. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië : Derde deel: N-Soek. - 's Gravenhage: Martinus Nijhoff, [s.a.]. - 647 pp., [nl]
[2] Putten, L.P. van, 2002. Ambitie en onvermogen : gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië 1610-1796. - Rotterdam: Uitgeverij ILCO-productions, 2002. - 192 p., [nl]
[3] Valentijn, François, 2002. Oud en Nieuw oost-Indiën, deel I. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2002. [nl]