Japan - De affaire Pieter Nuyts

Het ging na de vestiging van een handelspost in Formosa vrij moeizaam. Er waren geen goede bestuurders en de Chinese zeeroverij belemmerde de handel tussen China en Japan. Bovendien erkenden de Japanse kooplieden, die al voor de komst van de Nederlanders bij Chinese kooplieden op Formosa zijde inkochten, het Nederlandse gezag niet en weigerden uitvoerbelasting te betalen over hun handelsactiviteiten op Formosa. Met de inkomsten van de belasting konden de bouw van forten en het onderhoud van het garnizoen betaald worden en aan de andere kant moest het de Japanse handel in Chinese zijde ontmoedigen. In Batavia was niemand bereid om de problemen van Formosa aan te pakken. Gelukkig kwam Pieter Nuyts naar Indië.

Wie was Pieter Nuyts?

Pieter Nuyts (1598-1655) was de zoon van de textielhandelaar Laurens Nuyts in Middelburg. Op 15-jarige leeftijd werd hij ingeschreven aan de Universiteit van Leiden voor een studie filosofie. Hij betrok een kamer bij professor Arabische studien Van Erpe. Tijdens zijn studiejaren had Nuyts al interesse voor de Arabische taal. Terug in Middelburg volgde hij zijn vader op in de zaak. Hij trouwde kort na het overlijden van zijn vader met Cornelia Jacot, dochter van een welgestelde immigrantenfamilie, op 26 april 1620. Zij kregen twee zonen, Laurens en Pieter. Nuyts wilde meer van de wereld zien. De Verenigde Oostindische Compagnie had grote behoefte aan jonge, goed opgeleide mannen. In 1626 werd Nuyts, aanbevolen door de Kamer van Zeeland, door de Heren XVII benoemd tot Raad extraordinaris van Indië. Zo'n hoge post kreeg iemand die nog nooit in Indië was geweest niet gauw.
Met de Gulden Zeepaard onder zijn eigen bevel vetrok Pieter Nuyts met zijn vijf jaar oude zoontje Laurens naar Indië. Zijn vrouw was in verwachting en bleef met hun jongste zoon in Middelburg. Vanaf Kaap de Goede Hoop, dat overigens niet werd aangedaan (het was ook nog geen verversingspost), koerste de Gulden Zeepaard oostwaarts. Op 26 januari 1627 kwam op 37½ gr ZB de zuidkust van onbekend land, naar later bleek de zuidwestkust van Australië, in zicht. Het ontdekte land werd Pieter Nuytsland genoemd. Op 10 april 1627 bereikte de Gulden Zeepaard Batavia.
Al snel na zijn aankomst werd hij op 30 april 1627 benoemd tot Raad van Indië benoemd want de Heren XVII wilden dat de nieuwe Gouverneur van Formosa ook Raad van Indië moest zijn vanwege het grote belang van deze handelspost. Vervolgens werd Nuyts tot Gouverneur van Formosa benoemd en kreeg hij als eerste opdracht een gezantschap naar het Japanse hof in Edo te leiden om te praten over de dwarsliggende Japanse kooplieden op Formosa.

Nuyts Ambassade

Op 12 mei 1627 vertrok Pieter Nuyts dus alweer van Batavia om twee maanden later in Hirado aan te komen. Nuyts kreeg daar meteen al een meningsverschil met het ervaren Opperhoofd van de Nederlandse factorij in Hirado, opperkoopman Cornelis van Nijenrode, over de aanpak van de missie, Nuyts Ambassade genoemd, naar het hof. Deze raadde Nuyts aan zich bescheiden op te stellen en met 24 man naar het hof te gaaan, maar Nuyts meende indruk te moeten maken met een gezantschap van maar liefst 240 man. Vlak voordat Nuyts in Edo aankwam was in Nagasaki al de Japanse koopman Hamada Yahei met 16 of 17 inwoners van het dorp Sincan aangekomen. Sincan was een dorp op Formosa vlakbij Tayoan dat gekerstend was en waarvan de VOC arbeidskrachten betrok. Hamada wilde naar het Japanse hof met deze mannen om hen daar bescherming tegen de Hollanders te laten vragen of zelfs Formosa aan Japan over te laten dragen. Zo zou hij de Nederlanders voor zijn. Nuyts wist de adviseurs van de shogun er van te overtuigen dat de mannen niet het gezag van Formosa vertegenwoordigden en alleen maar Hamada's plan uitvoerden. Daarbij vertelde Nuyts dat zijn bazen de Gouverneur-Generaal en de Raad van Indië nooit de Japanse aanspraken op Formosa zouden erkennen. De shogun meende dat Nuyts een ambassadeur van 'Koning' Maurits was - zo'n hooggeplaatste afgezant was hen immers al jarenlang beloofd - en vroegen Nuyts hoe dat zat. Nuyts legde uitvoerig uit dat Holland geen koningkrijk meer was maar een republiek. De Japanners konden echter totaal geen begrip opbrengen voor het feit dat men in Holland tegen het wettig gezag was opgestaan. Vervolgens werd Nuyts de toegang tot het Japanse hof ontzegd en kon hij onverrichter zake terug keren naar Hirado na een verblijf van 32 dagen in Edo. De missie was uitgelopen op een totale mislukking en Nuyts had een overeenkomst moeten tekenen nooit meer de Japanse handel op Formosa te verbieden en nooit meer te klaren over het overbrengen van inwoners van Formosa naar Japan.

De problemen op Formosa

Terug op kasteel Zeelandia op Formosa had Nuyts drie grote problemen op te lossen: er moest vrede gesloten worden met vijandige stammen die rondom Kasteel Zeelandia woonden, de door de zeerovers lamgelegde handel met China moest weer op gang gebracht worden en de Japanse kooplieden erkenden het Nederlandse gezag niet. Op 29 april 1628 arriveerde Hamada Yahei met twee jonken bij Kasteel Zeelandia. Nuyts was al door Van Nijenrode gewaarschuwd dat de missie van de Japanners wel eens niet vreedzaam zou kunnen zijn. Hamada bracht de 16 Sincanezen weer terug; ook zij waren overigens niet door de shogun ontvangen. Aan boord van de beiden jonken zouden zich zwaar bewapende soldaten bevinden. Nuyts was dus op zijn hoede en de schepen werden ontdaan van zeilen en roer en de wapens werden verzegeld. De Japanners konden dus niet weg. Uiteindelijk verloor Hamada zijn geduld en bij een bezoek aan Nuyts met het verzoek om zijn mannen te laten gaan, gijzelde hij met zijn mannen Gouverneur Nuyts, diens oudste zoon Laurens van ongeveer 15 jaar en de tolk François Caron tot zijn eisen zouden worden ingewilligd. Dankzij de vloeiend Japans sprekende Caron werd een bloedbad voorkomen. Het resultaat van een week onderhandelen was dat de jonken werden vrijgegeven, Hamada vertrok met vijf gijzelaars (Pieter Muijser, Laurens Nuyts, Jan 't Hart, Abraham de Mourcourt, Jan van der Haeghe) en er een flinke schadevergoeding werd betaald aan de Japanners. Aan boord van het Nederlandse schip Erasmus werden een viertal hoge Japanse officieren en de zoon van Hamada als gijzelaars naar Japan gebracht. Wanneer alle schepen veilig in Japan waren aangekomen, zouden de gijzelaars worden vrijgelaten. De gijzelaars werden echter direct in Japan gevangen gezet, de handel met Japan kwam stil te liggen, de factorij werd gesloten en het personeel gevangen genomen. Alle Hollandsche schepen die in Hirado aankwamen werden in beslag genomen en de bemanning gevangen gezet (zie de lijst onderaan deze pagina).
Het probleem van de Chinezen werd door Nuyts op dezelfde manier opgelost als Hamada met hem gedaan had. Op de rede van Amoy nodigde Nuyts admiraal Cheng Chih-Iung aan boord uit. Cheng werd aan boord onmiddelijk opgesloten en hij kon niet eerder het schip verlaten dan nadat hij een handelscontract getekend had. Omdat hij zijn jongere broer Sisia bij Nuyts moest achterlaten, net zoals Hamada de zoon van Nuyts gegeijzeld hield, had Cheng geen keus en voorlopig tekende.
Het derde probleem, dat van de vijandige inwoners van Formosa, wist Nuyts ook niet op te lossen. Nuyts was in Zeeland al getrouwd, maar dat weerhield hem er niet van op Formosa een inheemse vrouw tegen haar zin en dat van haar ouders in te trouwen. ook had hij allerlei affaires met andere vrouwen. De behandeling van de uit Japan teruggekeerde Sincanders beviel de inwoners niet en de zendingsactiviteiten van de Hollanders werden ook niet op prijs gesteld. De bevolking zou zich wreken. Toen 66 stomdronken soldaten een rivier moesten oversteken en zij de inwoners van het dorp Mattau vroegen hen de rivier over te dragen, werden alle soldaten, nadat hen eerst vriendelijk gevraagd werd hun wapens af te leggen om zo het gewicht te verminderen, midden in de rivier afgeslacht.

Opmerkelijk besluit van Specx

Gouverneur-Generaal Coen besloot in maart 1629 om Nuyts ter verantwoording naar Batavia te roepen. Nuyts stelde eerst een uitgebreid verweerschrift op waarin hij het belang van de affaire bagatelliseerde en toen hij op 11 oktober 1629 in Batavia aankwam was Coen net aan de typhus overleden. De opvolger van Coen was Jacques Specx die jaren lang in Japan had gediend. Aanvankelijk was Specx, die wist hoe moeilijk het onderhandelen met de Japanners was, nog mild in zijn oordeel over Nuyts. Maar hij verzamelde wel zoveel mogelijk informatie over Nuyts en dat noodzaakte hem zijn mening grondig te herzien. Op 9 mei 1630 werd Nuyts uit zijn ambt ontzet en onder arrest gesteld. Nuyts' zoon Laurens is op 29 december 1630 in gevangenschap aan dysenterie overleden. Het verzoek van Van Nijenrode om hem te mogen begraven in Hirado werd ingewilligd. Op 15 september 1631 kwamen Nuyts' vrouw Cornelia, hun zoon Pieter en dochter Anna (Elisabeth was overleden) in Batavia aan vanuit Zeeland. Al op 22 oktober 1631 overleed Cornelia.
Ondertussen kwam er ondanks handelsmissies o.l.v. Willem Jansz. in 1629 en 1630 geen verbetering in de relatie met de Japanners. Daarom meende Specx dat alleen een heel drastische maatregel de Japanners tot andere gedachten zou kunnen brengen. Op 15 juli 1632 besloot hij om Nuyts, de bron van alle ellende, uit te leveren aan de Japanners. Op 15 juli 1632 is de Warmond als zelfstandige onderneming en niet onder VOC-vlag om te voorkomen dat het schip aan de ketting gelegd zou worden, van Batavia vetrokken en op 12 september 1632 kwam zij aan in Hirado. De Japanse autoriteiten wisten niet wat ze met Nuyts aan moesten. Er werd een ijlbode naar het hof in Edo gezonden. Eind oktober werd Nuyts van het schip overgebracht naar de factorij in Hirado waar hij zich al gauw gehaat maakte door zich met gang van zaken te bemoeien. Tot ieders opluchting gelaste de shogun Nuyts naar Edo over te brengen waar hij gevangen werd gezet. Hij besteedde zijn tijd aan het leren van Japans en zelfstudie.
De beslissing van Specx om Nuyts uit te leveren heeft wel het gewenste effect gehad. Op 12 november kon Jansz. aan Van Nijenrode medelen dat alle Hollandse gevangenen vrijgelaten waren en het handelsembargo was opgeheven. Nuyts bleef vooralsnog gevangen en mocht met niemand corresponderen. Voor Pieter Nuyts was als gevangenis een klein huis van 15 bij 15 voet gevonden in de Honjo tempel in Shosken-an. Dit huisje moest hij delen met een kok en een bediende. Hij mocht het tempelterrein niet af.

De afloop

Pieter Nuyts werd echter niet aan zijn lot overgelaten. Er werd vanalles in het werk gesteld om hem vrij te krijgen maar dit had geen succes. Op 24 februari 1636 vertrok Opperhoofd François Caron van Hirado naar het hof van de shogun beladen met geschenken. Daaronder was een prachtige koperen kaarsenkroon, bestemd voor het pas gereed gekomen mausoleum voor de shogun in Nikko (ten noorden van Edo gelegen), wel het meest bijzondere geschenk dat aan de shogun Tokugawa  Ieyasu werd aangeboden. De shogun was buitengewoon aangenaam verrast door dit geschenk en zegde toe dat Nuyts na 4 juni 1636 vrij man zou worden. De kaarsenkroon hangt nu nog steeds in het mausoleum van Tokugawa in Nikko.
Op 11 december 1636 komt Pieter Nuyts aan boord van de Wassenaar in Batavia aan. De Hoge Regering wilde dat Nuyts verantwoording aflegde over de beschuldigingen aan zijn adres van het tussenvonnis dat tijdens zijn afwezigheid geveld was op 27 november 1633. Het eindvonnis werd in 1637 geveld; Nuyts werd vanwege het schade toebrengen aan de Compagnie door zijn foute handelen uit zijn functie en voor altijd uit de Compagnie gezet. Bovendien kreeg hij een boete van f 22.172. Daarna is Nuyts teruggekeerd naar de Republiek waar hij op 18 juli 1638 aankwam.
Al snel na terugkeer in Nederland hertrouwde Pieter Nuyts op 1 januari 1640 met Anna van Driel, die overigens al in het kraambed overleed. De boreling overleefde wel en werd Pieter genoemd. Nuyts bezat veel land in de omgeving van Hulst. Uiteindelijk is hij vanaf 1646 tot aan zijn dood Ontvanger (Penningmeester) van Hulster Ambacht geweest. Later is hij ook burgemeester van Hulst en van Hulster Ambacht geweest.
Pieter Nuyts stierf in 1655. Als Ontvanger bleek hij meer belasting te hebben geïnd dan in de boeken was vermeld. Dit werd op zijn zoon Pieter verhaald.

Overzicht van aan de ketting gelegde schepen

De lading van de aan de ketting gelegde Vrede en Heusden werd opgeslagen in de VOC-pakhuizen, evenals zeilen, roer, bewapening en staand tuig. De schepen lagen in de Baai van Kochi voor anker. Waarschijnlijk verbleef de bemanning aan boord maar zeker is dat niet. De Compagnie betaalde in ieder geval hun voedsel en kleding (net als overigens voor de gevangen genomen VOC-dienaren).
Sommige zeelieden zijn op 1 mei 1630 met de jonk waarop ook ambassadeur Willem Jansz. huiswaarts keerde, van nagasaki terug naar Batavia gegaan (o.a. Jan van der Haeghe (naar Taiwan), Caron, 16 Nederlandse zeelieden en 13 Chinese zeelieden).

Naam Vertrek Aankomst Opmerkingen
Erasmus Taiwan Nagasaki 26/07/1628 De Erasmus is compleet gestript en zonder masten in een speciaal hiervoor gegraven geul gevaren waarna de geul door een zware palissade werd afgesloten. Zo rotte het schip snel weg en de resten werden op 14 maart 1630 voor f 240 verkocht.
Vrede Batavia Baai van Kochi (Hirado) 08/09/1628 Via Siam. De Vrede is op 10 september 1631 in de Baai van Kochi vergaan tijdens een typhoon.
Heusden Taiwan Baai van Kochi (Hirado) 20/09/1628  
Zwarte Arend Batavia Baai van Kochi (Hirado) 04/09/1629 Op 17 januari 1633 kon de Zwarte Arend de Baai van Kochi samen met de Kemphaan weer verlaten.
Kemphaan Batavia 28/07/1630 Baai van Kochi (Hirado) 21/10/1630 Via Taiwan. Op 17 januari 1633 kon de Kemphaan de Baai van Kochi samen met de Zwarte Arend weer verlaten.
Parel Batavia 18/07/1631 Baai van Kochi (Hirado) 29/08/1631 De Parel voer niet onder VOC-vlag maar als particuliere onderneming om te voorkomen dat zij aan de ketting werd gelegd. Het schip is wel even aan de ketting gelegd, maar na een petitie aan het hof en wat geschenken mocht de Parel als zelfstandige onderneming de goederen verkopen en op 31 januari 1632 vertrok het schip met VOC-goederen als deel van de lading.

Bronnen:

- Anon., 1986. - In het spoor van de Liefde : Japans-Nederlandse ontmoetingen sinds 1600.
- Mulder, W.Z., 1985. - Hollanders in Hirado, 1597-1641.
- Blussé, L., 2005 - 'Olifant in de porseleinkast, Pieter Nuyts (1598-1655) en zijn avonturen in het Verre Oosten' in: Parmentier, J. (red.), 2005. - Noord-Zuid in Oost-Indisch perspectief, pp. 117-129.

english reading:

- ‘Bull in a China Shop, Pieter Nuyts in China en Japan (1627-1636)’ in:  L. Blussé ed, Around and about Formosa, Essays in honor of Professor Ts’ao Yung-ho, SMC Publishing Inc., Taipei, Taiwan 2003, pp. 95-110